Eens in de zoveel tijd ga ik weer eens naar het Vredescafé in huize Lydia te Amsterdam, een plek voor ‘serieus nadenken’. Althans, meestal. De thema’s zijn niet altijd boeiend in míjn beleving, maar hun agenda is op z’n minst de moeite om even naar te kijken. Even voor 20.00 uur is de zaal omgetoverd in een luisterzaal en het kleine barretje bij de ingang is dan dicht. Deze keer was het thema: ‘De Nieuwe Vredesbeweging’. Vredesbeweging, er komt een nostalgisch gevoel bij me op van strijdbaarheid voor een betere wereld. Ik ken die strijdbaarheid wel.
Op het landelijke Doe Dans Festival in de jaren ’80 waar volksdansend Nederland, doorgaans kamperend, elkaar drie dagen kon ontmoeten bij diverse workshops en optredens. Daar ergens in ’89 konden we een petitie ondertekenen op het dansterrein, met het verzoek voor het aftreden van de Roemeense boerendictator Ceausescu. De handtekeningen waren voor enkele weken later bedoeld voor de ambassade en werden met de nodige muzikale bombarie gepresenteerd. Ik verbaasde mij, want ik dacht dat mijn danswereld niet zo politiek bewust was. Alleen nu wel, omdat we ook de Roemeense volksdansen leuk vonden om te doen.
Op mijn eerste oefenavond na de vakantie bij mijn dansgroep Paloina vroeg ik aan enkele leden of ze mee wilden doen aan deze protestdemonstratie voor de Roemeense Ambassade in Den Haag. Ik huurde van de groep de sets Transsylvanische folklorekostuums voor de ‘Oas dans’, ter verhoging van de demonstratieve stemming. Samen met een Roemeens-Nederlands orkestje en nog een andere dansgroep begeleidden we de petitie, die natuurlijk echt níet in ontvangst werd genomen. Het kleine handje vol mededemonstranten voldeed weer wél aan het beeld van politiek bewust zijn binnen de (volks) danswereld. Van de paar duizend Doe Dansers waren er enkele tientallen op komen dagen. Maar een paar dagen na onze actie werd de gehate dictator door z’n volk gelyncht.
Ik las ‘nieuwe’ vredesbeweging en ik besloot te gaan luisteren wat er dan ‘nieuw’ zou zijn aan de oude beweging, ooit mede op de kaart gezet door het icoon Mient Jan Faber. De spreker van die avond sprak weer in de zelfde jaren ‘60/’70 retoriek. Alleen de oorlogen waren nieuw waarover werd gesproken. Niet de Vietnamoorlog en andere Communistische schermutselingen ver we,g maar Rusland en Israël dichter in de buurt stonden centraal om de wapens weer te breken en om te smeden.
Ik zag weer de banieren, vlaggen en slogans waar achteraan gelopen moest worden in de jaren toen. Dus ook weer nu? Dus niet zó nieuw. Ik denk eerder aan onze overbevolking als veroorzaker van de oorlogen. De agressieve diersoort Mens stelt zichzélf altijd op als de belangrijkste. Want wij vinden óns heel speciaal en óns het belangrijkst in deze wereld en dat gaat ten koste van ánder leven.
Eerst je éigen volk, dan je éigen religie, vervolgens je éigen cultuur als belangrijkste en dán je eigen soort en zo stellen we ons op náást de natuur in plaats van een onderdeel te zijn ván die Natuur. Die verandering vergt een andere ‘mindset’. Dat vergt namelijk nederigheid en bescheidenheid, woorden en een houding die we niet meer zo vaak tegen komen .
De stichting Overbevolking (die is er ook) heeft de slogan: ‘met minder mensen meer mens‘. Dus ja, minder mensen betekent minder oorlogen, want minder stress vanwege meer leefruimte (en minder windturbines), minder economische en oorlogsvluchtelingen en meer natuur voor diersoort mens, de grootste predator. Ik ben Darwin aangedaan dus spreek ik over diersoort mens. De Natuur geeft rust, vandaar dat hele kuddes mensen regelmatig op zoek gaan naar die natuur.
Nederigheid mét nieuwsgierigheid naar die ánder en andere culturen zou een veel langdurige oplossing zijn dan wéér achter de vlaggen en de slogans aan banjeren om het grote geld verdienende wapenlobby en -industrie te stoppen. Een schier onmogelijke oplossing, want een verdienmodel stoppen is haast een utopie. Misschien geldt dat ook wel voor mijn zeldzaam wordende woorden en de houding daarbij.
Ik ben wél geïnteresseerd in die andere échte cultuur (nee, niet de toeristencultuur) en zo ook die andere muziekcultuur. De zigeunermuziek (en cultuur) van de Roma en Sinti gemeenschappen is toch ánders dan de restaurantorkestjes in Hongarije of Roemenië. Het reizend volk, waar allang geen ruimte meer voor is, had geen geld voor veel instrumenten en geen ruimte voor zo’n grote bas of cymbaal tijdens de trek naar andere streken en weiden voor hun paarden. Maar met een gitaar of een tambura of beiden en een kan en lepels uit de keuken en vocale geluiden wisten de Roma een unieke eigen muziekstijl te ontwikkelen. Waar de restaurantorkestjes ook terecht kwamen op de klassieke podia zoals in concertgebouwen, bleef de in mijn beleving échte folk een subcultuur.
Een van de actuelere cd’s uit het genre is: Folk utca van Romengo & Mónika Lakatos uit 2021. Naast de eerder genoemde muziek instrumenten en percussie als jug, spoons , washtub en ‘oral’ bass wordt er hier ook op viool en contrabas gespeeld. Het levert heel swingende muziek met hier en daar diepdroevige mooie balladen op in vierkwarts maat en veel ‘zigeuner noten’. Deze volksstraat wordt gemaakt door vijf muzikanten, die allen soms een koortje vormen, maar meer met veel achtergrondgeroep een perfecte sfeer weten te scheppen. Bijna 58 minuten lang is het een feest van enthousiaste muziek met soms een viool- of een tamburasolo.
Deze Romengogroep zijn Olah Roma, de familie Olah dus. De naam is afgeleid van het woord ‘Vlach’, Roemeen in het Hongaarse (Roma) koninkrijk. En dan die muziek: het zevende stuk Botoloso heeft een typisch Hongaars dansritme aan het begin, maar gaat daarna weer in de hoogste versnelling zoals gebruikelijk in deze muziekstijl. Majacska is een liefdesverklaring aan Maja, het kind wat je in dit stuk op de achtergrond hoort leven. Alles levert een rommelige vrolijkheid op. Turnédal zou je eerder bij het Sinti idioom a la Django Reinhardt aan kunnen treffen aan het begin van dít stuk. Het volgende nummer Rumbaso is veel moderner ingevuld met drums en elektrische bas. Tot slot zijn de drie laatste stukken samen een live registratie van bijna 14 minuten in een fraaie opbouw van zangeres Monica Lakatos in een ballade die zich ontwikkelt tot een mid-tempo totaalgeluid van de hele groep.
Muziek, niet voor elke dag maar je krijgt er wél een hoop energie van. Het begeleidende boekje geeft uitleg over de zestien stukken in het Hongaars, het Rom en het Engels. Ook vermeldenswaardig is het ontwerp van de cd. Met de mooi beschilderde gitaar als middelpunt en het reizen van de Roma stoet als thema. In al mijn nederigheid geniet ik toch wel behoorlijk van mijn nieuwsgierigheid naar die andere cultuur. Jammer dat het volklied van de Roma en Sinti niet op dit album staat: Djelem,djelem.
Romengo & Mónika Lakatos – Folk utca (Music Hungary Zenemükiado 2021)