Het is stil in huis. En zoals vaker de laatste tijd is het TV aanbod weer een heel groot drama van sport- en spelletjesterreur. Dan maar weer een blik op mijn cd rek. Veel Amerikaanse, Ierse en Engelse folk, maar ik kies voor de Balkan muziek. De TV blijft uit want de oorlog gaat rustig door zolang wij maar de oorlog met wapens blijven voeden en doen huili, huili als we het over de vele slachtoffers hebben, omgekomen dóór onze wapens. Al die andere oorlogen (in Soedan, Libanon, Syrië, Yemen et cetera) gaan ook gewoon door, maar déze voert ons probleem buiten Europa uit, veilig op afstand. Daar hoeft de TV niet voor aan.
Er staat weer een toeristeneiland in de fik, maar we zoeken gewoon een ander Canarisch eiland uit, want we leren nooit. Daar hoeft de TV ook niet voor aan, dus trek ik maar een mooi Sevdah cd’tje uit m’n rek. Damir schalt weer door m’n kamer…
Het is mooi weer en ik bedenk op de fiets onderweg naar huis dat Damir misschien wel weer een nieuw cd’tje heeft gemaakt, dus dan maar over de Magere Brug naar m’n cd dealer.
In de jaren ’70 was ik ook al een lezer, maar de talrijke verenigingsbezigheden zaten het lezen nogal eens in de weg. Vakantielezen lukte nog wel eens. Ergens vlak voor een vakantiestop las ik de oude boeken van A. den Doolaard en kreeg een idee. De vakantieplannen stonden nog niet vast, dus als ik nu eens…
In het boek De bruiloft der zeven zigeuners komt ergens een boom voor. Ik bedacht mij dus als ik nu eens ga kijken of die boom uit dat boek uit 1939 er nog staat in Ohrid? Het is altijd een mooie motorrit met en naar die stip op de horizon. Toen, in de jaren ’70, was reizen naar de Balkan nog een vrij makkelijk avontuur, want het toerisme stond nog tamelijk in de kinderschoenen. Dus vakantiedrukte op de weg was nog geen probleem. Mijn CX 500 was perfect voor lange afstandsritten.
Niet méér meenemen dan wat kleren in de Krauser koffers, de hoogst noodzakelijke toiletspullen, een medicijnenpakket inclusief pleisters, wat handgeld, wisselcoupons voor de geldwisselkantoortjes (een pin automaat bestond nog niet). Allemaal in de tankkoffer, met daarop papieren wegenkaarten richting Tito’s land Joegoslavië. Op weg.
Een reis vol spannende ontmoetingen, soms met dubieuze figuren, want de toerist was nog tamelijk zeldzaam. Een bijna fatale botsing met een tegenligger op de twee baans ‘dodenweg’ die op de Balkan manier wilde inhalen: eerst op de weghelft van de tegenliggers, dan kijken of inhalen kan, dan gas erop en inhalen wat vaak maar nét goed ging. In mijn geval kwam ik net op tijd stil in de grindbak naast de weg. Maar ook ontmoetingen met romantische stoffige dorpjes en stadjes, nog zonder asfalt op de doorgaande wegen waar zowat iedere man of vrouw nog gekleed liep in de plaatselijke streekdracht. De hotelletjes, wat smoezelig, vaak inclusief een dikke, grote kakkerlak over de vloer. Ze hadden altijd een ‘soort schone’ kamer over voor de eenzame toerist met die, overal bewondering oplevende, moderne Bolide-motor. Hoe zuidelijker, hoe rommeliger.
Maar overal vond tussen 18.00 uur en 20.00 uur ’s avonds de ‘pantoffelparade’ plaats op het belangrijkste dorpsplein. De jeugd liet zich bekijken op het plein. De meisjes en ook wel de jonge mannen liepen gearmd rondjes op het plein al babbelend over wat hen bezighield, de dorpsroddel doornemend. Langs de kant loerden de anderen naar hun aanstaande lief waar van alles mee moch, maar pas ná de bruiloft en door de ouders uitgekozen. Een stiekeme blik, een stiekeme flirt. Schermtijd was nog niet uitgevonden. Aan de rand van het plein een klein terrasje waar de ‘Shisa’, de ‘Narghili’, de waterpijp werd doorgegeven in alle rust, want er bestonden nog geen ‘schermverslaafden’, om na een paar trekken een volgende te laten genieten. De gesprekjes waren nog één op één en werden niet gestoord door mobiele gesprekken. En na twee uur liep het plein weer leeg. Elke avond. Tijd kostte geen geld.
Na het inchecken voor een kamertje, op zoek naar het plaatselijke restaurant voor een ‘Çevapcici’ of een ‘Raznjici‘ met een glas lekkere, plaatselijke wijn zonder etiket en uit een cola fles geschonken. Daarna nog een afzakkertje als Vinjac of een Slivovica nemen in de buurtkroeg, waar vaak ook een plaatselijk orkestje volksliedjes uit de streek speelde. CD muziek bestond nog niet en grammofoonplaten waren daar niet, want veel te duur.
En dan: zo’n 200 meter voor het bord Ohrid zette ik mijn motor onder die boom, ooit beschreven door A. den Doolaard. Hij was er nog en mijn doel was bereikt. Ik gunde mij een paar dagen rust en ging op zoek naar Sveti Naum en het 13e eeuwse kloostertje. Eenmaal gevonden hoorde ik binnen vier oude vrouwen wonderbaarlijk mooi zingen als waren ze 40 vrouwenstemmen sterk.
Thuis aangekomen na een rit van zo’n 5000 kilometer op de teller was ik volkomen verknocht aan de Balkanmuziek en de diverse ontmoetingen met de tradities op de Balkan. En over de magere brug op weg naar huis fietsen met inderdaad een mooi nieuw album van Damir Imamovic, The world and all that it holds. Damir kan zo geweldig zingen. De Sevdah is hem met de paplepel ingegoten als telg van zijn bekende muzikale Sevdah familie. De Sevdah of Sevdalinka liedjes, die min of meer zijn geboren gedurende de Oostenrijks/Hongaarse dubbelmonarchie in de 19e eeuw, ten tijde van de Ottomaanse overheersing van Zuid-Slavië. De Sevdalinka kent het zelfde gevoel als de Saudade bij de Fado, de Morna en ook de gelijktijdig geboren Rebetiko en hun ‘amane’, hun ‘ach en wee’ klaagzang (maar wél mooie klaagzang).
Damir las de novelle met dezelfde titel van schrijver en vriend Aleksandar Hemon, die start bij de moord op Franz Ferdinand in 1914 en gaat over de vriendschap tussen de Joodse man Pinto en de Moslim Osman. De vriendschap wordt een leven lange liefde, tijdens de 1e wereldoorlog ontstaan. Op verzoek van Aleksander zocht hij oude liedjes en maakte hij ook nieuwe, passend bij het verhaal. En zo ontstond dit album. Damir, een zanger/gitarist, begeleid zich hier met tar en tambur, familieleden van de saz, de langhals luit. Hij laat zich in elk nummer weer anders begeleiden. Soms de boventoon van een klarinet, of een viool of de accordeon en verder veelal invulling van bas en percussie. Sommige nummers vond hij bij de grote Latino gemeenschap in Sarajevo.
De muziek van Damir Imamovic past uitstekend bij mijn herinnering aan die pleintjes, de pantoffelparades en de volksorkestjes. Alsof de tijd in Bosnië is stil blijven staan, alsof ik een grote bakelieten plaat opzet en mij even laaf aan m’n herinneringen waar geen laptops, mobieltjes, files en pinautomaten bij passen. Maar de muziek past wel heel modern bij het fenomeen L.G.B.T.I.Q.+ gemeenschap. Een Nummer: Snijeg Pade (The snow has fallen) krijgt de notitie mee: “Let everybody love whoever they want. And those who don’t want should not impose”. Dit zei Damir op de eerste Pride-march 2019 in Sarajevo.
Niet onvermeld moet zijn de bekende producer Joe Boyd (Fairport Convention, Nick Drake) die hier weer fantastisch werk heeft geleverd. Een geweldig album waar ik weer lange tijd plezier aan beleef.
Damir Imamovic – The world and all that it holds (Smithsonian Folkways Recordings)