Het is zomer. En de wereld staat in vuur en vlam. Conflicten en andere misère teisteren de mensen wereld, dus genoeg interessants om te volgen als ‘radiofiel’. Maar het is zomer en dan is er alleen maar voor een groot gedeelte van de dag die treurige sport met die trieste babbelaars, die voortdurend in herhaling namen noemen van fietsers ergens in het Franse landschap en dreutelen over feitjes van ooit.
De wereld is in rep en roer, hier dichtbij en ook wat verder weg. Maar toch zet ik mijn geliefde medium maar weer uit, want fietsen afgewisseld met balletjes slaan of balletjes schoppen schijnt het belangrijkste wereldnieuws te moeten overheersen. Mijn geliefde medium, en daarvan de wat informatieve kant waar ik vroeger ook een klein beetje aan mee heb gewerkt op plaatselijk niveau, is landelijk ook al buiten de komkommerzomer gevuld met steeds minder relevant nieuws. Zijn de ditjes & datjes onderwerpen echt een afspiegeling van wat de mens bezighoudt?
Dan maar een leuke cd opgezet om m’n ergernis over de ‘massamens’ in andere, prettigere gevoelens om te zetten. Als m’n wereld om mij heen toch nog plotseling zou vergaan, sterf ik met goddelijke muziek in mijn gedachten die ik in mijn vakantie in Zwolle heb gescoord (want de muziekjunk in míj reist gezellig mee). Nee, de massamens kent deze muziek natuurlijk niet, want het wordt niet aangeboden. Niet mainstream genoeg, niet commercieel genoeg en dus alleen voor de ware liefhebber.
Mijn vakantie-album is van een pionier, die met zijn banjo steeds op zoek is naar nieuwe wegen binnen heel veel muziekgenres. Hij ontdekte zijn instrument via een TV opname van Earl Scruggs waarna hij een muzikale reis voor zijn leven maakte via vele grote namen in pop, jazz, funk, rock, klassiek, wereldmuziek en natuurlijk traditionals. En ook nog eens met zijn virtuoos banjo spelende vrouw Abigail Washburn.
Vanaf 1987 maakt hij met recht wereldmuziek van alle kanten. Hij richtte z’n vehikel The Flectones op, waarmee hij veel albums vol jazz en bluegrass maakt. Maar zijn biografie is zo’n enorm verhaal met veel muzikale hoogtepunten, dat ik maar snel naar z’n laatste ‘Beste bluegrass album 2022’ ga, die ik deze zomer scoorde. Dit jaar ook alweer een nieuw (36e) album, maar dat zijn oudere opnamen. Dus ik richt me op My bluegrass heart, waarop hij veelal het modernere broertje van de bluegrass , de new grass laat horen. Het is een instrumentaal dubbel album geworden, met louter eigen composities. Een soort mix van bluegrass en new grass, met medewerking van zijn 20 favoriete bluegrass collega’s van de moderne snit.
19 spetterende stukken spatten uit de speakers, met veel wendingen en bochten in de muziek, met zijn typerende jazzy stijl. Op elk nummer is hij te horen natuurlijk, vaak in de achtergrond, maar zijn scala aan muzikale med werkenden maakt alles afwisselend en spannend.
Met vijf bassisten, vijf mandolinespelers (m/v) , vier fiddlers , vier gitaristen, de legendarische dobrospeler Jerry Douglas en twee banjomannen, te weten Noam Pikelny en Tony Trischka, tovert Fleck een razend boeiend album tevoorschijn. Gek toch dat deze bluegrass en new grass muziek én vooral deze banjo vernieuwer zo onder de publieke radar blijft. De sfeer van dit voortreffelijke album wordt ook nog eens verhoogt door de kleine, niet nadrukkelijke, complimentjes en grapjes, die men elkaar verspreid tussen de nummers geeft. Er is weer een mijlpaal geslagen in de banjowereld .
Béla Fleck – My bluegrass heart (Renew Records 2021)