Ooit hoorde ik een “Kolo” dansmelodie op de radio en raakte verslingerd aan de spannende Balkanmuziek. Ooit kreeg ik de muziek van Planxty en The Chieftains te horen van een vriend, toen ik dacht dat Ierland alleen The Dubliners te bieden had qua folkmuziek. Het ‘folkvirus’ verdiepte zich in mij.
Wat voor muziektradities heeft De Mens zoal ontwikkeld in zijn lange leven hier op aarde? Als mijn oude Italiaanse buurman een tarantella hoort, dan kan hij daar behoorlijk emotioneel van worden. Traditionele muziek zit dicht bij het hart. En ook de volksmuziek en folk is constant in beweging en aan verandering onderhevig, nét als de pop(ulaire) muziek. Voordat ik de folk en folklore ontdekte, luisterde ik naar rock en de underground muziek: niet altijd even toegankelijk en niet gauw terug te vinden in de top 40 lijstjes en rubriekjes van die tijd. Voor mij was de aansluiting met mijn oude smaak in de folkwereld vooral terug te horen in de muziek van ‘folkfather’ Ashley Hutchings, die ons liet genieten van zijn groepen Fairport Convention, Steeleye Span en de diverse formaties van The Albion band. De oude Angelsaksische volksballaden en Morrisdansen verpakt in stevige rock en popachtige jasjes.
Eigenlijk zijn deze bands nooit weg geweest, zoals flink veel popbands van weleer zichzelf weer commercieel hebben heruitgevonden in de wel of niet originele bezetting. De centen lokken doorgaans. Fairport Convention maakt tegenwoordig hele fijne folk-pop, Lekker voor bij de borrel of een goed glas wijn of desnoods – een beetje stout in bepaalde kringen – bij een glaasje bier.
Steeleye Span heeft een heel ándere ontwikkeling doorgemaakt, waarbij mijn nog wél aanwezige rockhart regelmatig mij de neiging geeft om op tafel te springen en een stevig potje ‘luchtgitaar’ te produceren. U leest de verschillen.
Mijn gegroeide herwaardering van Steeleye Span ontstond bij het Winter smith album uit 2011, met een rode draad van Morris traditie, waar ik als tegenwoordige Morrisdanser natuurlijk een zwak voor had. Het daar op volgende album uit 2016 Dodgy Bastards bevatte ook alweer heerlijke, mooi lang uitgesponnen folkrock en mijn all time favoriete sea song Shallow Brown werd hier ook mooi uitgevoerd. Door de jaren heen, vanaf begin ’70, lag de algehele leiding – heel modern – bij een vrouw. Maddy Prior heeft nog steeds die spatzuivere, staalharde, doch melodische stem waarbij ze uit duizenden te herkennen is. In de loop der jaren is ook bij Steeleye Span de traditie van regelmatige personeelswisselingen gemeengoed geworden en op het dit jaar verschenen album Est’D 1969 is medeoprichter en bassist Rick Kemp ook (misschien voor even) weggelopen. Maar de muziek staat weer als een (folk)rocktempel met vriendelijk swingende folkdeunen en melodietjes van de aantrekkelijk ogende violiste/zangeres Jesse May Smart naast de vaker aanwezige, soms zeer donkere rockuitspattingen en gierende gitaarloopjes. Muziek die het ook prima zou kunnen doen in de grootste rockstadions, in een line-up met Yes of Status Quo.
En toch… Waar zijn de volksliedjes gebleven uit lang vervlogen tijden? De middeleeuwen van Engeland, toen ridders nog vochten tegen échtere monsters dan de huidige Brexit-draak die de ooit zo machtige ‘rulers of the world’ buitenspel dreigt te zetten. Het Engeland van nu is de weg kwijt. Maar niet op gebied van muziek.
Est’D 1969 (hun oprichtingsjaar) opent met een meer dan zeven minuten durend openingsstuk Harvest, dat verrassend uit twee verschillende liedjes blijkt te bestaan, maar toch bij aan elkaar verbonden is via een a-capella uitroep door het nummer heen. Het derde nummer van de cd is het 0verbekende, maar toch weer mooi uitgevoerde January man. Het daarop volgende nummer The boy and the mantle heeft met een mooie harpsichord partij een ‘hoofse’ uitstraling.
Track 5 heeft vooral een symfonisch geluid en eindigt in donkere zware rockklanken. The cruel ship’s carpenter opent met Pink Floyd-achtige klanken en is ook tamelijk symfonisch gearrangeerd. Bij het stuk daarna komt het stevige ritme van Status Quo om de hoek kijken, maar het heeft ook een mooi akoestisch middenstuk. Roadways is een haast Camel-achtige symfonische ballad. Het album eindigt met een kleine a-capella song van de dochter van Rick Kemp, Rose-Ellen Kemp. Op de gastenlijst staat ook Jethro Tull’s Ian Anderson en misschien is hij wel van invloed op de plotselinge, spannende tempowisselingen in sommige stukken. Stevige nummers en rustige ballad zijn mooi gerangschikt en het algehele geluid is ook mooi warm, met af en toe de juiste galm achter een muziekinstrument. In het boekje lezen we bij elk nummer de achtergrond. Alle zangers zijn duidelijk te verstaan.
Kortom, ik geniet weer behoorlijk van dit mooie album als ik weer een pittige luisterbui heb.
Steeleye Span – Est ‘D 1969 (Park Records PRKCD154)