Visuma Vizoša Tumsa
(CPL-Music, CPLO33)
ZeMe betekent in de Letse mythologie letterlijk ‘Moeder aarde’, en wordt gevormd door een experimenterend duo dat zich, niet toevallig, sterk laat inspireren door de mythologie. Laima Jansone wordt beschouwd als de koningin van de kokle, de Estse variant van de Finse kantele. Ze vond een soulmate in de DJ-kampioen Monsta (Uldis Cirulis), toonaangevend inzake draaitafels en elektronica.
Melodieën halen ze uit de rijke erfenis van de Letse tradities die ze vervolgens te lijf gaan met technologie en een wisselwerking van vrije improvisatie en live looping. De meditatieve klanken die inherent zijn aan de kokle gaan hierbij voortdurend de interactie aan met het expressieve scratching van Monsta. Zo komen zachte geluidsbriesjes samen met stormachtige grooves, alsof twee complementaire geesten zich verenigen om de universele aardse spanningsvelden uit te drukken.
Dit album vormt hun debuut. Sommige nummers zijn nagelnieuw, andere vormden reeds onderdeel van liveconcerten. Laima gebruikt zowel akoestische als elektrische kokles, terwijl heel wat elektronische klanken zorgvuldig uitgeboetseerd werden vanuit de klanken uit de natuur en allerlei huishoudelijke toestellen. Hier en daar weerklinkt ook de contrabas van Toms Poišs, onder meer solerend in de opener Saullēkts (‘zonsopgang’), een nummer waarin de nachtelijke stilte plaats ruimt voor het toenemende geluid van elke dag. Conform aan veel Baltische muziek hangt hier evenzeer een donkere sfeer, hoewel er nooit complete duisternis heerst. En zelfs de Miglas vāli (‘De rollende mist’) ook iets speels te hebben.
De opzet vertoont vaak veel verwantschap met het werk van Andreas Vollenweider. Teruggrijpen op de traditie doen ze zeker met Bumbulēt waarin ze de legendarische stem van Karline Puravina, vanuit archiefopnames uit 1968 nieuw leven inblazen. Liefhebbers van rootsmuziek die mee aangestuurd wordt door ‘kunstmatige’ bijklanken komen zeker volop aan hun trekken in Velu dziesma (‘Het lied van de voorouders’), waarin onder meer de sjamanen tot leven gewekt worden. Een wat mij betreft geslaagd mengsel van hedendaagse en traditionele muziek, ernst en blijdschap, domestiek en ontembaar.
Over deze schrijver
Bart Vanoutrive
Het folkvirus strikte me reeds tijdens de grote folkrevival van de jaren zeventig. Geleidelijk aan kregen mijn rockvinylplaten, misschien wel via de brug die Jethro Tull bouwde, het gezelschap van langspelers van Steeleye Span, Fairport Convention, Malicorne, Alan Stivell,... Het folkfestival van Dranouter, dat toen nog in zijn kinderschoenen stond, opende de deur naar talloze minder gekende groepen die hun eigen culturele wortels optimaal te benutten om hun muzikaal project vorm te geven.
Gaandeweg werd me duidelijk hoe de talloze muzikale tradities, eigen aan evenveel culturele identiteiten, bindweefsel vorm(d)en voor het gemeenschapsleven, en de eraan verbonden rituelen en festiviteiten. De in die muziek uitgedrukte levensthema's en emoties blijken steeds opnieuw een universeel karakter te hebben, of we nu luisteren naar etnische grooves uit brousse of steppe, dan wel oorverdovende metalfolk. Ik merkte hoe ook de 'klassieke' kunstmuziek door de eeuwen heen mee geïnspireerd werd door de lokale volksklanken en -dansen.
Ik wordt geïntrigeerd door het basismateriaal, dat soms eeuwenlang de tand des tijds doorstond en vaak werd vastgelegd in veldopnames. Het boeit me te zien hoe muzikanten er vervolgens mee aan de slag gaan. Sommigen kiezen hierbij voor eenvoudige 'traditiegetrouwe' akoestische bezettingen en zoeken aansluiting bij het 'origineel'. Anderen zoeken het verder vanuit een creatief proces dat via nieuwe arrangementen, ongebruikelijke instrumenten, elektronische hulpbronnen,... overgaat tot een volledige renovatie met behoud van de façade. Ook zijn er die zelf aan het componeren slaan en zo een bijdrage leveren tot een nieuwe traditie, gebruik makend van de oerdegelijke oude leest. En wat te zeggen over groepen die vanuit hun eigen culturele identiteit de hand reiken naar andere culturen en kiezen voor vormen van fuzie? Het boeit me allemaal mateloos.
Vast staat dat binnen de 'folk' een universele taal 'gesproken' wordt waardoor linguistische obstakels weggeruimd worden. Het gemeenschapsverbindende aspect binnen de tradities lijkt voor mij evengoed te werken als hechtmiddel tussen tradities en culturen. Zo vormt deze muziekvorm zonder twijfel een mogelijke remedie tegen heel wat ziektes die onze huidige mondiale samenleving plagen.