Bijna 25 jaar oud* is hij, de lp met Jiddische Liederen, gespeeld en gezongen door de Duitse groep Zupfgeigenhansel. Was die plaat niet zozeer een ‘meesterwerk’, ze was zeker een mijlpaal in de ontwikkeling van het Jiddische lied in Duitsland en bij ons. Een belangrijke reden om er nog eens bij stil te staan en die plaat te situeren in zijn tijd.
Zupfgeigenhansel was in de periode ’75-’80 een erg belangrijke en erkende groep in de folkrevival die ook Duitsland kende, aansluitend bij de opkomst in het vorig decennium van een schare uitstekende Duitse chansonniers: Degenhardt, Biermann, Wader… ‘Liedermacher’ werden ze genoemd. Zupfgeigenhansel had met deze Liedermacher gemeen, dat ook zij in de folklore en de poëzie liederen en teksten kozen die een politieke strekking uitdrukten.
Luister via onze Spotify:
Zupfgeigenhansel was eigenlijk een duo: Thomas Friz, die vooral voor de teksten instond en Erich Schmeckenbecher, die meer het muzikale gedeelte verzorgde. Maar op hun platen werden zij bijgestaan door vrienden, gastmuzikanten. De inhoud van de liederen was een belangrijke maatstaf bij de keuze. Ook vertalingen die ze maakten (o.a. Victor Jara van Adrian Mitchell) of poëzieteksten die ze op muziek zetten waren nooit vrijblijvend.
Dat was al te lezen in het allereerste nummer van Janviool (voorloper van New Folk Sounds) in februari 1977. Daarin werd de eerste lp van Zupfgeigenhansel Volkslieder 1 (1976) besproken. In de volgende twee jaar verscheen telkens een nieuw deel Volkslieder. Het duo had in die enkele jaren al enige reputatie verworven. Het is mede die reputatie die hun lp Jiddische Lieder uit 1979 zo belangrijk maakte.
Jiddisch in Duitsland
Toen ik Manfred Lemm – de Duitse zanger die vanaf 1985 het oeuvre van de Joodse zanger/ timmerman Mordechaj Gebirtig op cd zette en in 1992 een boek uitgaf met de teksten en partituren van Gebirtigs liederen – vroeg naar de betekenis van die plaat, zei hij zonder nadenken: Zupfgeigenhasel was voor het bekend raken van het Jiddische lied in Duitsland zonder twijfel baanbrekend. (Wegbereiter! noemde hij hen) Hij vertelde nog hoe het Jiddische lied eigenlijk door Duitsers in de aandacht is gebleven. Een erg belangrijk iemand daarbij was de chansonnier Peter Rohland, die helaas in 1966, slechts 33 jaar oud, overleed. In 1965 had hij een dubbel- Lp uitgebracht: Lieder der Ostjuden I en II. Er was ook Espe, een groep uit Saarbrücken, die een lp Jiddische Lieder had uitgebracht in 1977. Maar de lp van Zupfgeigenhansel was eigenlijk de eerste lp met Jiddische Lieder die, dankzij de populariteit van het duo, ook op de radio te horen was. Dat maakt dat zij een onschatbare betekenis hebben gehad. Hierdoor werd het Jiddisch lied echt een stuk gepopulariseerd, kwam het buiten het kleine circuit waarin het tot dan toe beluisterd werd. Op die manier hebben Friz en Schmeckenbecher echt een weg geëffend voor dat zo belangrijk liedgenre uit onze geschiedenis.
Geschiedenis is ook het woord dat Thomas Friz zelf gebruikte als ik hem hierover ondervroeg aan de telefoon. Hij vertelde hoe zij zeer bewust de keuze hadden gemaakt, een politieke keuze, om naast de Duitse Volkslieder waarmee ze bekend waren, ook een Jiddische plaat te maken. De geschiedenis van de joden is zo met de Duitse geschiedenis verweven dat dat cultuurgegeven niet verloren mocht gaan. Ook die Jiddische taal is zo nauw met het Duits verbonden. Het is een zo ongelooflijk wonderbare taal. Het werk van Singer (Nobelprijs litteratuur 1979) kunnen lezen in het Jiddisch is een puur genot, zegt hij tussendoor.
Bij de vraag hoe hij aan die liederen is gekomen vertelt hij enthousiast over zijn speurtocht in erg interessante Joodse boekhandels in Antwerpen waar nog veel te vinden was. Hij heeft ook contact gezocht met de in New York wonende immigrantendochter Ruth Rubin.(1907-2000) Zij was er bekend als onderzoekster naar het Jiddisch volkslied, schreef er een belangrijk boek over (Voices of people: The story of Yiddish Folksong) en gaf er lezingen geïllustreerd met zang (o.m. te beluisteren op de cd Yiddish Songs of the Holocaust – Global Village CD 150) Uit dat verzameld materiaal maakte Zupfgeigenhansel een keuze op basis van de tekst en de mooie melodieën, aldus Friz.
Dat het zingen van Jiddische liederen door Duitsers op zich al een politieke daad was hoeft geen betoog. In een Portret van Zupfgeigenhansel in Janviool 44 – mei 1982, konden we lezen: een absoluut hoogtepunt, of beter dieptepunt, werd bereikt toen de groep in München zou optreden met een programma van Jiddische liederen. Voor het concert werd gedreigd met een bomaanslag. … Gespeeld hebben ze wel, met het zweet in de handen. (In 1994 werd Friz door extreemrechtse Skinheads het ziekenhuis ingeslagen met als diagnose dat hij geen gitaar meer zou kunnen spelen) Verder in het artikel vertelt Friz: We hebben ook een keer in Amsterdam opgetreden op uitnodiging van het Auschwitzcomité.
Dat was een heel aangrijpende ervaring. Het was de eerste keer dat Duitsers werden uitgenodigd en dan uitgerekend met Jiddische liederen. Wat daar met het publiek en ons gebeurde is nauwelijks te beschrijven. Emoties die we nergens anders ontmoet hebben. Er waren erg veel Joden en op een gegeven moment, toen we Dona, dona zongen, begon de zaal mee te zingen. Maar hoe! Heel anders dan gewoonlijk. Er heerste een spanning in de zaal…’
Inhoud van de plaat
Als we naar de titels van die liederen kijken, dan lijkt het nu alsof dat vooral de overbekende liederen zijn: Dos kelb (het bekende Dona, dona waarvan veel Duitsers nu pas ontdekten dat het niet van Donovan of Baez was, maar een echt Jiddisch lied), het Litauwse partisanenlied Sog nischt kejnmol, de mooie liederen van Gebirtig (natuurlijk ook Gebirtig!): Huljet, huljet, kinderlech en Arbetlosemarsch (zie video), traditionele liederen als Di grine kusine en Tsen brider.
Overbekend en door zoveel vertolkers gezongen, jawel, anno 2003. Maar in 1979 was het echt baanbrekend, zoals Lemm zegt, om deze liederen te brengen. Het boek Jiddische Lieder (1981) van Hai & Topsy Frankl vermeldt een discografie. De LP van Zupfgeigenhansel is één van de slechts 5 vermelde lp’s uit die tijd.
Dat deze lp een bijzondere weerklank heeft gehad mag ook blijken uit het feit dat hun uitgever, Pläne (al meer dan 40 jaar een interessant onafhankelijk label), reeds in 1985 een cdversie van die lp op de markt bracht. In 1985 waren cd’s nog de grote uitzondering, voorbehouden aan de besten. En toen al kregen cdkopers een extra aangeboden: de 11 opnamen van de oorspronkelijke LP werden aangevuld met nog 3 Jiddische liederen uit hun live-lp uit 1980, Eintritt frei.
Het duo Zupfgeigenhansel bestaat niet meer. Van Schmeckenbecher heb ik geen nieuws. Maar Thomas Friz zingt solo, zoals hij omstreeks 1970 ook begonnen was, nu begeleid door pianist Ingvo Clauder. Zijn liederenkeuze blijft even geëngageerd als poëtisch. Net zoals in de Zupfgeigenhansel-tijd heeft hij een grote voorkeur voor teksten van Theodor Kramer, een Oostenrijkse jood die naar Londen is uitgeweken. (Alweer geschiedenis! zegt Friz, voor wie Kramer de grootste Duitstalige dichter is) Op zijn cd Endlich (zie bespreking in NFS 83) is ook weer een Jiddisch lied te horen: Gehat hob ich a hjem van Gebirtig. Hij zou zelfs een cd vol Jiddische liederen hebben, maar die konden we nog niet beluisteren.
Ondertussen kunnen we blijven genieten van de opnames van Zupfgeigenhansel uit 1979.
Een baanbrekende lp!
Dit Meesterwerk verscheen in © New Folk Sounds 86 – april/mei 2003
Gekocht in mijn studenten tijd, nog altijd regelmatig “gedraaid”, een schitterende LP. Kippevel bij Sog nischt Kejnmol.
Ook de andere twee LP’s (Volkslieder) bevatten juweeltjes, maar deze LP is me het liefste van de drie.